Termijn voor het vorderen van compensatie


22 november 2012 om 11:54 door

Europese Hof: de in het verdrag van Montreal gestelde verjaringstermijn van twee jaar is niet toepasselijk op vorderingen die op grond van verordening nr. 261/2004 zijn ingesteld.
22 november 2012

In het arrest van vandaag oordeelt het Hof dat de termijn waarbinnen vorderingen tot betaling van de door EG 261/2004 (DBC) vastgestelde compensatie voor de annulering van een vlucht moeten worden ingesteld, niet wordt bepaald door artikel 35 van het Verdrag van Montreal, maar door de voorschriften van de verschillende lidstaten betreffende de verjaring van vorderingen.

In dit verband brengt het Hof in herinnering dat het bij ontbreken van een Unieregeling op dit gebied aan het nationale recht van elke lidstaat staat om de procesregels vast te stellen voor rechtsvorderingen die ertoe strekken de rechten te beschermen die justitiabelen aan het Unierecht ontlenen. Deze procedureregels moeten evenwel het doeltreffendheidsbeginsel eerbiedigen en gelijkwaardig zijn aan nationale regels die voor soortgelijke situaties zijn vastgesteld. 

Voorgaande betekent dat vliegmaatschappijen zich niet kunnen beroepen op de verjaringstermijn van twee jaar, als genoemd in artikel 35 van het Verdrag van Montreal en evenmin op artikel 8:1835 BW, dat immers is gebaseerd op artikel 35 van het Verdrag van Montreal. Voorts is het zo dat artikel 8:1835 BW ongunstiger is dan de bepalingen die voor gelijksoortige nationale vorderingen gelden. Volgens het Europese Hof is dit verboden (zaak C‑429/09).  Niet alleen is artikel 8:1835 BW qua termijn ongunstiger dan artikel 3:310, lid 1 BW, maar ook qua stuitingsmogelijkheid. Artikel 3:310, lid 1 BW bevat immers een verjaringstermijn (die kan worden gestuit), terwijl artikel 8:1835 BW een vervaltermijn bevat (die niet kan worden gestuit). 

De hele discussie rond de mogelijke verjaringstermijn van rechtsvorderingen is overigens niet erg relevant voor de Nederlandse situatie. Een rechtsvordering mag uiteindelijk wellicht verjaren, dit geldt niet voor de betalingsverplichting van de vliegmaatschappij. Verder is het zo dat op de Minister van Infrastructuur en Milieu de verplichting rust om, in geval van overtreding van die betalingsverplichting, zodanig handhavend op te treden dat de vliegmaatschappijen tot betaling wordt gedwongen. Zulks volgt uit artikel 16 van Verordening 261/2004 in samenhang met artikel 11.15 van de Wet luchtvaart en de beginselplicht tot handhaving. Let hierbij wel op, want aan het indienen van een handhavingsverzoek kan, anders dan de Minister wil doen geloven, geen standaard (verjarings)termijn worden verbonden.   

ReisRecht

Meer nieuws

Wij gaan door als u niet verder komt