Ernstige misstand: Mansveld laat overtredingen door airlines bewust ongecorrigeerd. Reiziger de dupe.


1 mei 2013 om 08:32 door

De dubieuze handhavingspraktijk van de Staatssecretaris nader toegelicht.

Het is bekend, de gedupeerde reiziger die zich bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)* beklaagd over de weigering van een airline om compensatie te betalen, wordt niet adequaat geholpen. Wat minder bekend is, is dat de reiziger daarbij feitelijk, en in zoverre aantoonbaar, wordt misleid. De ILT schrijft namelijk aan de reiziger dat ‘het handhavingstraject inmiddels is gestart’, terwijl er in werkelijkheid helemaal niets voor de betreffende passagier wordt gedaan. Zulks blijkt uit tal van dossiers die bij ReisRecht in behandeling zijn.

De ILT ‘rechtvaardigt’ haar handhavingsbeleid door twee kunstgrepen toe te passen. Ten eerste verschuilt zij zich achter zogeheten ‘voorbeeldprocedures’ die bij de rechtbank aanhangig zijn. Beroep ‘in het belang der wet’ bestaat echter niet in het bestuursprocesrecht. Van ‘voorbeeldprocedures’ kan dus geen sprake zijn, laat staan als die, zoals in casu, niet door de ILT zelf zijn geïnitieerd en laat staan dat de ILT zich hierop ten gunste van een wetsovertreder (!) kan beroepen. Door dit foefje probeert de ILT haar handhavingsplicht te ontlopen. De ILT wéét dat ze hier bijna altijd mee weg komt, omdat de toepasselijke wettelijke (Awb-)procedure expres niet door haar wordt genoemd en omdat de gemiddelde passagier niet op de hoogte is van het complexe toepasselijke recht.

De tweede kunstgreep die de ILT toepast is wellicht nog geraffineerder. Door de handelswijze van de airline (lees: het niet betalen van compensatie) expres (!) niet te kwalificeren als een bestuursrechtelijke overtreding (artikel 5:1 Awb), maar als een civielrechtelijke aangelegenheid, en door de reiziger al in de ontvangstbevestiging te wijzen op de bevoegdheid van de civiele rechter, wekt de ILT ten onrechte de indruk dat zij er niet zelf voor kan zorgen dat de overtreding (lees: het niet betalen van compensatie door de airline) ongedaan gemaakt wordt. Zodoende wordt de reiziger al direct bij aanvang van de procedure door de ILT misleid. De Staatssecretaris is ingevolge haar namelijk zelf verplicht om desgevraagd, middels oplegging van een last onder bestuursdwang, de overtreding van de airline (lees: het niet betalen van compensatie) te doen beëindigen.

In een recent besluit heeft de Staatssecretaris toegegeven dat de beginselplicht tot handhaving onverkort van toepassing is. Dat betekent dat de Staatssecretaris toegeeft dat zij wél in individuele gevallen moet handhaven. Dit is niet te rijmen met het feit dat zij de onwetende reiziger standaard verwijst naar de (dure) kantonrechter. Dit bewijst dat de ILT eenvoudigweg niet wíl handhaven. Dit klemt temeer, daar de Staatssecretaris wéét dat vrijwel geen enkele reiziger zelfstandig, zonder dure professionele hulp, de gang naar de kantonrechter maakt.

De prejudiciële vragen van de Amsterdamse bestuursrechter doen niets af aan de handhavingsplicht van de ILT. Artikel 16 van Verordening (EG) 261/2004 laat de lidstaten immers vrij om zelf te kiezen hoe zij de Verordening willen laten handhaven, zolang de vastgestelde sancties voor overtreding van deze verordening maar “doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn”. De Nederlandse wetgever heeft middels Hoofdstuk11, Titel 112, artikel 11.15 van de Wet Luchtvaart gekozen voor bestuurlijke handhaving. Overigens is de Europese rechter, anders dan de (op verzoek van de airlines) verwijzende Amsterdamse bestuursrechter impliciet suggereert, niet bevoegd om de Nederlandse wet uit te leggen.

Maar er is meer. De ILT is beroepshalve namelijk bekend met gevallen waarin, vrijwel altijd door toedoen van organisaties als ReisRecht, door een airline aan bepaalde passagiers compensatie is uitbetaald. En toch doet ze niets voor de overige passagiers, die eveneens hadden geboekt voor de betreffende vlucht! De Staatssecretaris verschuilt zich achter het adagium ‘elk geval is anders’, terwijl dit in verreweg het merendeel van de situaties niet opgaat. Verordening (EG) 261/2004 is immers gelijkelijk van toepassing op elke passagier die heeft geboekt voor de betreffende vlucht die valt onder de werking van deze Verordening. De Staatssecretaris geeft dit in sommige van haar haar besluiten ook toe door het feitencomplex in eerdere zaken aan die besluiten ten grondslag te leggen.

ReisRecht is bekend met een zaak waarbij een vliegmaatschappij aan reiziger A, die zich door een deskundige had laten bijstaan, compensatie had betaald, terwijl de ILT oordeelde dat reiziger B, die voor dezelfde vlucht had geboekt en die zich in een eerder stadium zonder juridische bijstand tevergeefs tot de airline had gericht, geen recht heeft op compensatie. Hieruit kan voorshands geen andere conclusie worden getrokken dan dat 1) de airline de individuele reiziger die geen rechtsbijstand heeft willens en wetens voor de gek houdt en 2) dat de ILT daaraan bewust en actief meewerkt.

Door ten aanzien van het overgrote merendeel van de overtredingen niet te handhaven, is feitelijk en juridisch sprake van gedogen. De op de Staatssecretaris rustende beginselplicht tot handhaving laat hiervoor echter geen ruimte. Daarbij, door in het ene geval wel te handhaven (‘voorbeeldprocedures’) en in vrijwel alle andere gevallen niet, handelt de ILT in strijd met het gelijkheidsbeginsel (zie: LJN HIER en HIER )

Let wel, het gaat hier om miljoenen euro’s op jaarbasis die als gevolg van het gedoogbeleid van de Staatssecretaris ten onrechte niet aan gedupeerde luchtreizigers worden betaald.

Meer nieuws

Wij gaan door als u niet verder komt